Moeilijke mensen
Soms worden studenten radeloos van hun studieproblemen. Ze voelen zich machteloos en zijn de wanhoop nabij. “Het is teveel en te moeilijk”, “Ik kan het gewoon niet”, “Het gaat telkens fout”, “Ik krijg het nooit af”, “Ik krijg niets voor elkaar”, “Ik moet het deze keer halen, anders is het een ramp”. Een buitenstaander zou, bij het lezen van deze zinnen, meewarig maar ook een beetje hautain kunnen reageren. “Wat maken deze mensen het zichzelf toch vreselijk moeilijk”, zou een begrijpelijke conclusie kunnen zijn. Dat is waar. De gedachten zijn nogal extreem en wakkeren gevoelens van ellende eerder aan dan dat ze zalvend werken en oplossingen bieden.

Niet de enigen
De buitenstaanders die hun conclusie klaar hebben, moeten niet te snel denken dat zij zoveel anders zijn. Ze zijn misschien in staat tot het aanbrengen van relativeringen in situaties die deze studenten ondragelijk vinden maar zij hebben ook hun ongenuanceerdheden. Iemand die zich juist volledig herkent in bovenstaande uitspraken zou immers over deze buitenstaanders kunnen concluderen; “Wat een arrogantie! Zij scheren iedereen gemakshalve over dezelfde kam”. Dit is ook waar.

Regel in plaats van uitzondering
Iedereen is wel eens te betrappen op ongenuanceerde gedachten en overhaaste conclusies. Een oplettende persoon zal constateren dat dit eerder regel is dan uitzondering, zeker wanneer de emoties hoog oplopen. Ongenuanceerdheid is niet alleen “niet uitzonderlijk”, het is een diepliggende kenmerk van ons denken. Daarom worstelen deze studenten zo met zichzelf wanneer ze geconfronteerd worden met forse problemen waar ze niet uit komen.

Greep op de omgeving
Elke vertegenwoordiger van een soort probeert greep te krijgen op zijn leefomgeving om zodoende het voortbestaan van zijn soort veilig te stellen. Wij mensen zijn niet anders. Alleen is door de toename van ons denkvermogen die greep steeds ingewikkelder geworden. Doordat onze voorouders steeds beter konden denken, creëerde zij steeds meer mogelijkheden om greep te krijgen, waardoor ze nog beter konden denken waardoor ze nog meer konden creëren. Het werd een zichzelf versterkend systeem dat een gigantische explosie aan denkvermogen teweeg bracht. De manier van denken die hierdoor is ontwikkeld, heeft ons heel veel opgeleverd maar is tegelijkertijd inherent problematisch.

Zoeken naar wetmatigheid
Ons denken is gericht op kennisverwerving in de vorm van onveranderlijke feiten, heldere processen en ondubbelzinnige wetmatigheden. Pas dan ervaren wij greep op de omgeving. Uitzonderingen, onregelmatigheden en veranderlijkheden zijn minder interessant omdat ze twijfel en besluiteloosheid kunnen veroorzaken. Dat was in het verleden levensgevaarlijk maar tegenwoordig vinden wij dat ook ontzettend vervelend omdat we daarmee het gevoel van greep op de omgeving verliezen.

Onze zoektocht naar kennis heeft een gretigheid. De mate van greep wordt bepaald door de successen die wij beleven. Deze successen zijn onderhevig aan tijdsdruk en competitie. Vroeger was het een strijd tegen de natuur en andere diersoorten. Tegenwoordig is het voornamelijk tegen soortgenoten. Het leerproces (dat ons denken vormt) is dus geen objectief maar een subjectief proces en heeft logischerwijs een aantal kenmerken ontwikkeld waarmee we snel (vermeende) vormen van kennis kunnen vinden (vormen).

Eigenschappen van ons denken
Misschien wel de belangrijkste eigenschap van ons denken is onze natuurlijke neiging om snel een hypothese te vormen en vervolgens op zoek gaan naar de bevestiging ervan (dit wordt de confirmation bias genoemd). Wij zijn geen rustig en secuur overwegende wezens die na het verzamelen van alle feiten een degelijk en onderbouwde conclusie trekken. Nee, we oordelen heel snel, zoeken de bewijslast die daarmee overeenkomt en handelen daar vervolgens naar. Evolutionair is dit goed te begrijpen maar het heeft ook nadelen.
Een student die wanhopig stelt dat “Het teveel en te moeilijk is” heeft zijn mening over de stof waarschijnlijk al geformuleerd voordat hij er bewust van is. Het “feit” wordt iedere keer bevestigd zodra hij een zin niet begrijpt of afdwaalt met zijn gedachten om vervolgens geschrokken op de klok te kijken. Maar passages die hij wel in één keer begrijpt, en periodes waarbij hij wel geconcentreerd is, merkt hij niet op omdat deze zijn hypothese niet bevestigen.

Denkgevaren
Het hoofdzakelijk opmerken van feiten die onze hypothese bevestigen wordt selectieve aandacht genoemd. Om dezelfde reden vindt de meerderheid van de autobestuurders zich een bovengemiddeld goede chauffeur en zijn we er stellig van overtuigd dat we telkens in de traagste rij van de supermarkt staan. We zien voornamelijk de bewijsstukken dáárvan. De feiten die onze stelling tegenspreken zien we niet of vergeten we snel.
Dit geldt niet alleen voor de gefrustreerde en arrogante mensen onder ons. We doen het allemaal. Het is een kenmerk van ons denken omdat we zo snel mogelijk een wetmatigheid willen formuleren.

Een ander kenmerk van onze gretige zoektocht is de neiging om te versimpelen en te overdrijven. De gedachte “Het is teveel en te moeilijk” is bijvoorbeeld een versimpeling omdat er gemakshalve uitgegaan wordt van een ondeelbaar “het” terwijl de stof natuurlijk bestaat uit verschillende onderdelen. Daarnaast wordt er overdreven wanneer gesteld wordt dat het teveel en te moeilijk is. In werkelijkheid zijn er meerdere gradaties van moeilijkheid en waarschijnlijk is maar een klein deel van de stof werkelijk te lastig voor de student om zelfstandig te doorgronden.
Dit kenmerk geldt ook voor ons allemaal. Als ik tegen jou zou zeggen “Ik ben een beetje verliefd op je” dan zul je het woord “beetje” amper registreren. O jee! Hij is verliefd op me! Een gradatie zul je niet of nauwelijks ervaren. Dit geldt voor de meeste dingen die we meemaken.

Tot slot generaliseren we snel. Iets is immers pas een wetmatigheid wanneer het altijd zo is, nooit lukt of voor iedereen geldt. De redenering heeft een zwart-wit, alles-of-niets karakter. “Het is teveel” heeft dezelfde stelligheid als “De aarde is rond”. Er valt geen speld tussen te krijgen terwijl de student eigenlijk zegt: “Ik vind het teveel”. De gevolgen zijn noodzakelijkerwijs ook rampzalig immers teveel veronderstelt een onontkoombaarheid. De student kan alleen maar in de goot eindigen.

Een gruwel
Voor aanhangers van de kenleer is bovenstaand fenomeen een gruwel. Men heeft het snel over denkfouten en wetenschappelijk en filosofische gezien klopt dat ook. Maar op het niveau van menselijk functioneren ligt dat anders. Ik ken studenten die de wetenschappelijke onderzoeksmethode heel rigide hanteren voor henzelf en vervolgens geen leven hebben. Dat is pas een gruwel. Ze zijn voortdurend verward, besluiteloos en bijgevolg gefrustreerd. Ik heb dit ook aangehaald in mijn essay over perfectionisme (Perfectionisten en andere wegmisbruikers). Ik zie daarnaast studenten die worstelen met keuzes omdat ze de beste keuze willen maken. Maar daar komen ze met een objectieve wetenschappelijke methode nooit uit.

En dus?
De gradaties van bovengenoemde kenmerken verschillen per individu evenals het vermogen om zich er bewust van te zijn en zorgvuldig(er) te denken. In elke samenstelling zijn er positieve en negatieve kanten. Maar de begrensdheid van ons denken is een feit. We trekken snelle conclusies aan de hand van versimpelingen, generalisaties en selectieve aandacht.
Als we dan toch een (snelle) conclusie willen aantonen, is het verstandig om een positieve en constructieve stelling te kiezen. Niet omdat deze wetenschappelijk of filosofisch “juister” is maar omdat deze doorgaans bruikbaarder is. “Het glas is halfvol” of “het glas is half leeg” zijn allebei even juist. Maar de eerste is doorgaans wel aangenamer voor onze manier van denken.