Westerse bekrompenheid
Momenteel begeleid ik een Russische student die “apart” genoemd mag worden. Hij loopt vast in zijn scriptie doordat hij de eisen en begrenzingen van zijn opleiding niet accepteert. Dit komt vaker voor maar hij, laten we hem Ivan noemen, fluimt veelvuldig over de gebrekkige intellectuele vermogens van zijn begeleider, alle medewerkers van zijn opleiding en eigenlijk het gehele Nederlandse volk. Zijn genialiteit en Russische erfgoed worden onderdrukt door onze Westerse bekrompenheid. Deze mening steekt hij totaal niet onder stoelen of banken en hij wordt door menigeen ervaren als arrogant, bot en stuitend.

Andere diersoort
Nu is het zeker mogelijk dat Ivan simpelweg gestoord is, zoals een collega beweert, maar ik vind dat een te gemakkelijke positie om in te nemen. Ik geef toe dat mijn gesprekken met hem wel wat extreem kunnen zijn maar is hij werkelijk zo ver verwijderd van “normale” studenten? Docenten maken mij vaker deelgenoot van hun worstelingen met bepaalde studenten en in hun beschrijvingen lijken ze het soms te hebben over een ander diersoort. Ik verzet me hier altijd tegen. Ik ben van mening dat “de Ivans” van deze wereld niet wezenlijk anders zijn dan vele andere studenten die ik begeleid en niet als gestoord gekenmerkt worden.

Een gemeenschappelijk proces
Ik sta erom bekend een leerproces te benadrukken dat voor iedereen geldt en voor iedereen er hetzelfde uitziet. Ik focus op de gemeenschappelijke processen in plaats van de individuele eigenheid. Mijn rechtvaardiging hiervoor is dat we allemaal fysiologisch nagenoeg identiek zijn en dat we dat, logischerwijs, neurofysiologisch dan ook zijn en dus (leer)psychologisch ook. Zonder harde gegevens durf ik te beweren dat mensen voor 95% dezelfde psychologische processen hebben.

Passief/actief
Mijn benadering vanuit het gemeenschappelijke levert doorgaans goede resultaten op maar ik geef toe dat het niet altijd werkt. Ivan reageerde
niet goed op een uiteenzetting van feiten, mechanismen en oorzaak/gevolg relaties. Hij verzette zich tegen een begeleiding waarbij zijn “ik” geen aandacht kreeg. Hij haalde voortdurend zijn genialiteit en Russische identiteit aan.
Dit is niet zo raar als het lijkt. Ons leerproces is een actief proces wat betekent dat onze kennis niet passief ontstaat als een soort sedimentaire afzetting. We moeten het actief creëren en dus is er een “ik” nodig dat dat doet. Dit ik-perspectief kan van grote invloed zijn. Hoe ik mijzelf zie speelt een rol in hoe ik mijn situatie interpreteer en bijgevolg wat ik leer. “Wat ik van een situatie vind hangt af van wat ik erin zoek” is een citaat dat ik ooit tegenkwam.

Eigenheid
Bij elke student speelt de identiteit (of de behoefte daaraan!) een belangrijke rol. Het is juist deze eigenheid die ervoor zorgt dat het leerproces gehinderd of gestimuleerd wordt. De excentrieke Ivan, met zijn vermeende genialiteit en Russisch georiënteerde identiteit, laat gemakkelijk zien hoe zijn “ik” hem hinderde om zijn studie te voltooien. Maar hij is zeker niet de enige. Er zijn ook studenten die juist zelf het afstuderen uitstellen omdat ze “student” aangenamer vinden als onderdeel van hun identiteit dan “werkeloze”. Ik begeleid ook studenten met ongeconcentreerdheid en vermoeidheidsklachten, vanwege een ongeluk of ziekte, die gericht zijn op de identiteit die ze hadden (“Ik wil weer de oude zijn!”). Deze gerichtheid is heel belemmerend omdat ze per definitie niet meer de oude kunnen worden (zie Heraclitus citaat in mijn essay Topje van de ijsberg). Of wat dacht u van studenten die de absolute noodzaak ervaren om arts, of psycholoog of econoom of wat dan ook, te worden en dit kenmerk dus toe MOETEN voegen aan hun identiteit?


5% anders

Nu ga ik mij niet wagen aan een uiteenzetting over identiteit. Er is, door de eeuwen heen, ongelooflijk veel hierover geschreven door filosofen en later ook door psychologen. Maar ik wil me ook niet neerleggen bij de stelling dat “iedereen anders is” zoals ik vaak te horen krijg wanneer ik juist de gelijkheid van mensen benadruk. Laat ik me toch richten op die eigenheid en proberen mijn positie vast te houden.
Als we, zoals ik eerder beweerde, voor 95% gelijk zijn qua psychologische processen dan zijn we voor 5% anders. Dit lijkt heel weinig maar de schijn bedriegt. Chimpansees en mensen verschillen genetisch minder dan 5 % van elkaar en we zijn er over eens dat dit verschil wel erg significant is. Het lijkt me dan redelijk om te stellen dat 5 % psychologische variatie ruimschoots voldoende is om alle psychosociale, culturele en emotionele variatie tussen mensen in onder te brengen. Dit lijkt misschien onwaarschijnlijk maar wees niet teveel onder de indruk van het uiterlijk vertoon van al onze sociaal-culturele variatie. Het wil niet zeggen dat de onderliggende processen zo anders zijn. Chihuahua’s en Sint Bernard honden lijken ook totaal niet op elkaar maar behoren toch tot dezelfde soort.


Het ervarende en het vertellende ik

Laat ik gemakshalve stellen dat het “ik” in de 5% zit. Nu wil ik me niet aansluiten bij theorieën die stellen dat we allerlei, sociale, culturele, emotionele, seksuele, historische en ga zo maar door, “ikken” hebben. Iedereen kan zich dan beroepen op een unieke samenstelling waarbij het anders zijn centraal staat. Ik wil algemenere uitspraken doen over de eigenheid.
De meeste hedendaagse (westerse) psychologen zijn het er over eens dat we in onze eigenheid een onderscheid kunnen maken tussen een ervarende ik en een vertellende ik. Het ervarende ik is de persoon die de ervaringen rechtstreeks beleeft. Alle lichamelijke, zintuiglijke, emotionele, gedragsmatige en cognitieve processen worden “real time” meegemaakt. Het is een “ik” waar anderen niet aan kunnen komen en wijzelf niet aan kunnen ontkomen. Het is het raam van waaruit wij de werkelijkheid meemaken.

Voor begeleiders van het individu is het ervarende ik onbereikbaar. Wij kunnen onmogelijk bij die beleving komen omdat we de persoon in kwestie niet zijn. Gelukkig is er ook een reflecterende of vertellende ik. Dit “ik” kan navertellen wat het ervarende ik heeft meegemaakt. In eerste instantie doet men dit aan zichzelf zodat de persoon een eigenheid en persoonlijke consistentie kan ervaren in plaats van chaos, fragmentatie en willekeur.
In tweede instantie kan men het natuurlijk ook aan anderen vertellen. Dit is niet alleen prettig maar soms ook nodig. Wanneer de reflectie niet goed lukt en de persoon zichzelf niet goed begrijpt, kan hulp gezocht worden bij begeleiders om de zelfreflectie te stimuleren zodat uiteindelijk de zelfsturing kan verbeteren.

Onvoldoende
Ik krijg veel studenten die zichzelf maar moeilijk begrijpen en dus moeite hebben om een gedetailleerde reflectie uit te voeren . “Ik weet echt niet wat er met me aan de hand is.” Maar zelfs als we te maken hebben met een student die wel in staat is zijn beleving te verwoorden, hoeft dit niet te betekenen dat alles goed komt. Scherpe zelfreflectie leidt niet automatisch tot goede zelfsturing.

Ik weet dat mijn stress heel stom is omdat ik allemaal goede cijfers heb. Ik hoef ook geen negens maar omdat ik telkens ongelofelijk bang ben het niet te halen, blijf ik leren. Dan haal ik weer een negen maar is mijn stress niet weg. Ik ben dan immers weer bang het volgende niet te halen.

Deze student kan goed vertellen over haar ervaringen maar kan zich er niet aan onttrekken. De ervaring, met name de emotionele aspecten ervan, overheerst. Dit is kenmerkend voor heel veel studenten die ik begeleid. Ze ervaren geen keuzemogelijkheden. Ze zijn overgeleverd aan een emotie (“Ik moet mijn passie kunnen volgen!”), een diagnose (“Ik kan het niet. Ik heb toch ADHD!”) of, zoals Ivan, aan externe factoren (“Bekrompen Westerse intellectuelen hinderen mijn potentieel!“).

Nog een “Ik”
Om goed te functioneren is er dus een derde niveau nodig, naast een ervarende en vertellende ik. Ik noem dit het intentionele ik. Dit “ik” is in staat om afstand te nemen van een ervaring maar kan zich tegelijkertijd die ervaring wel toe-eigenen.
De afstand is nodig om te beseffen dat er keuzemogelijkheden zijn (zie ook mijn essay Kruispunten). Men is niet overgeleverd aan de ervaring maar heeft altijd opties om ermee om te gaan. Daarnaast is de toe-eigening nodig om te beseffen dat men iets met de situatie moet en om een keuze te maken die bij het “ik” past. Dat dit niet vanzelfsprekend is kan men lezen in mijn essay “Andermans Kleren”.


Wie ben ik, wat kan ik en wat wil ik?

Voor studie- en beroepsconsulenten zijn de vragen in deze subtitel de vragen om op te focussen. Wat mij betreft refereren ze naar het intentionele ik en gelden ze niet alleen bij studiekeuze en uitstroom naar de arbeidsmarkt maar zijn ze belangrijk gedurende de gehele schoolloopbaan.
Momenteel heb ik in dezelfde cursus over stressmanagement, studenten in de beginfase van hun studie die bang zijn hun BSA niet te halen, studenten in de bachelor fase die allemaal negens en tienen halen, en zelfs een afgestudeerde student die al werkt. Hun chronische stress overtuigen mij ervan dat ze allemaal worstelen met deze vragen die zo belangrijk zijn voor het intentionele ik. Ze ervaren een machteloosheid die niet verdwijnt met het behalen van bepaalde prestaties en/of diploma’s. Ze zijn overgeleverd aan de prestaties in plaats van dat ze er afstand van kunnen nemen om ze zich vervolgens toe te eigenen.

“Streef niet te kunnen wat je wilt maar te willen wat je kunt”

Epictetus (Stoicijnse filosoof uit de eerste eeuw na Christus)

Datgene wat we ervaren moeten we aaneen rijgen tot een verhaal waarvan wij niet alleen de verteller zijn maar ook de auteur. Je leeft, vertelt en stuurt bij in overeenstemming met het “ik” dat je wilt zijn. Dit geldt voor ons allemaal, ook Ivan. Maar misschien lijkt zijn “ik” gewoon teveel op zijn verschrikkelijke naamgenoot. En dan is hij inderdaad gestoord.