Een toekomst vol cybernetische wezens

Op 4 januari was Ray Kurzweil te gast bij Raoul Heertje in “Wintergasten”. Kurzweil staat bekend als futuroloog en werd door Heertje uitgebreid bevraagd over zijn visie op de toekomst. Hij stelt dat wij ons in rap tempo zullen ontwikkelen tot cybernetische wezens, deels mens en deels computer. Hij voorspelt een symbiose tussen mens en machine die veel verder gaat dan de huidige relatie tussen sommige mensen en hun pacemaker of computergestuurde kunstarm. Onze hersenen zullen rechtstreeks toegang hebben tot het internet. We zullen het beeldscherm “zien” in ons hoofd en kunnen besturen met onze gedachten.

Kurzweil beweert dat onze mentale vermogens, door het contact met internet, exponentieel zullen groeien. We gaan ons bijna volledige onttrekken aan de gewone biologische evolutie waar alle levende soorten van afhankelijk zijn. Samen met de techniek van genmanipulatie zullen wij, via de neurologische symbiose met computers, onze evolutionaire ontwikkeling volledig naar onze hand kunnen zetten. Genmanipulatie maakt ons sterker en de cybernetica maakt ons slimmer.

Aannemelijk scenario

Laat ik voorop stellen dat ik de technologische aspecten van zijn toekomst scenario aannemelijk vind. Zijn logica is heel redelijk. Zestig jaar geleden waren computers nog zo groot als huiskamers, twintig jaar later zo groot als een kledingkast, tien jaar daarna het formaat van een tv, vervolgens een ringbandklapper, dan een pocket leesboek, en nu zijn ze zo groot als een mobieltje. De computers worden steeds sneller opgevolgd door kleinere en krachtigere modellen. Het is een kwestie van tijd eer ze zo klein zijn dat ze in ons lichaam gespoten kunnen worden. Tegelijkertijd worden onze inzichten over onze hersenen steeds nauwkeuriger. Een logische conclusie is dat wij inderdaad in staat zullen zijn minuscule computers aan te sluiten op de juiste neurologisch systemen zodat wij met onze gedachten het internet op kunnen. Nanotechnologie zal een groot deel van onze toekomst beïnvloeden.

Een slimmer mens I?
Vanuit mijn perspectief als leerpsycholoog is een interessante vraag of dit scenario ons inderdaad slimmer zal maken en een exponentiële mentale evolutie zal creëren zoals Kurzweil beweert. Het is interessant vanwege de vooronderstellingen in de uitspraken over slimheid. We zullen in deze toekomst in een oogwenk toegang hebben tot gigantische hoeveelheden informatie. Letterlijk! Maar maakt dat ons slimmer? Maakt een calculator mij slimmer als ik het in mijn hoofd heb dan wanneer ik het in mijn broekzak heb zitten? Maakt de Encyclopedia Brittanica mij slimmer dan een pocket woordenboek?

Veel kennis of de juiste kennis?
Eén onderdeel van zijn aanname lijkt te zijn dat de toegang tot en de hoeveelheid informatie de belangrijkste criteria zijn voor slimheid. Is dat wel zo? Ik moet denken aan studenten die ervan overtuigd zijn dat een openboek tentamen eenvoudiger is dan een tentamen waarbij het boek niet gebruikt mag worden. Ze denken de stof dan minder goed te hoeven leren maar het tegenovergestelde is waar. Ze moeten een heel goed beeld hebben van de inhoud van het boek zodat ze de juiste informatie snel en efficiënt kunnen vinden. Zeker bij een hele dikke pil is het niet voldoende om het boek alleen maar binnen handbereik te hebben. Wanneer studenten het boek niet mogen meenemen naar tentamen, gaan ze de informatie stampen tot ze “het” kennen. Hiermee schieten ze op tentamen meestal ook tekort. “Ik heb het ergens gelezen maar wat was het ook alweer?” is een vaak gehoorde consequentie van deze strategie.

Kurzweil maakt dezelfde fout die veel van mijn studenten maken. Ze denken allebei dat het voldoende is om heel veel informatie bereikbaar te hebben. Maar toegang tot informatie is voor de moderne westerse mens helemaal niet het probleem. De uitdaging is om in het oerwoud aan triviale data de juiste informatieonderdelen te vinden en deze samen te voegen tot iets dat je helpt je doelen te bereiken.

Een slimmer mens II?
Een ander onderdeel van zijn aanname lijkt zich te concentreren op de feitelijkheid van de informatie. Het gaat dus om harde onweerlegbare gegevens. Het probleem is dat binnen elk onderwerp er vanaf een bepaald niveau steeds minder sprake is van zwart of wit, goed of fout, waar of niet waar. Interpretaties, preferenties en argumentaties worden belangrijker. Dit is ook de reden dat, naar mate een student verder komt in het universitair onderwijs, er steeds minder reproductieve kennis van de student wordt verlangd. Op academisch niveau wordt uiteindelijk de bekwaamheid van een student gemeten aan de hand van zijn vermogen om denkprocessen toe te passen.

Voor het slim functioneren in de maatschappij is het eigenlijk niet anders. We komen voortdurend in unieke situaties terecht die een interpretatie en beoordeling van ons afdwingt. Het vermogen om goed te interpreteren en te beoordelen wordt met een razendsnelle toegang tot internet niet verbeterd. Nu hoef ik maar rekening te houden met een beperkt aantal variabelen dan zal ik een oneindige hoeveelheid factoren moeten betrekken in mijn keuzen.
Stel dat de technologie mijn beoordelingsvermogen wél zou kunnen vergroten. Er zijn immers allerlei programma’s die “beoordelingen” maken. Denk aan de schaakprogramma’s die inmiddels in staat zijn om de beste grootmeesters te verslaan. Kurzweil heeft ongetwijfeld gelijk dat het rekenvermogen van computers alleen maar verder toe zal nemen zodat op een gegeven moment een haast oneindige hoeveelheid variabelen bliksemsnel doorgerekend kan worden. De Einsteins van de toekomst zullen wellicht op allerlei terreinen verslagen worden door dergelijke krachtige computers. Maar maken deze computers ons slimmer wanneer ze in ons hoofd zitten?

Het menselijk geheugen
Ons denken wordt gestuurd door onze geheugen. Dit geheugen bestaat uit allerlei grote en kleine bouwsels (constructen) die een verfijnd netwerk vormen. Dit netwerk bestaat deels uit feitelijke informatie (kennis) en handelingsprocedures (vaardigheden) maar daarnaast ook uit ervaringen, overtuigingen en gevoelens. Deze laatste componenten zijn van wezenlijk belang bij ons functioneren. Ze zijn onlosmakelijk verbonden aan het menselijk geheugen. Kennis en vaardigheden zijn neutraal. Ze hebben geen lading, geen mate van belangrijkheid. De ene kennis is pas beter dan de andere wanneer het binnen een referentiekader wordt beoordeeld aan de hand van bepaalde waarden en normen. Ervaringen, overtuigingen en gevoelens zijn essentieel om een zorgvuldige en bovenal goede beoordeling mogelijk te maken.

Een immense hoeveelheden informatie permanent binnen handbereik is geweldig handig maar het zal ons vermogen om te denken niet noodzakelijk verbeteren, eerder bemoeilijken. De werking van onze hersenen wordt er namelijk niet wezenlijk mee veranderd. Het werkgeheugen blijft een relatief kleine capaciteit hebben ondanks de verlengde databasen. Daarnaast blijft ons denken voornamelijk gestuurd door onze emoties, onze verlangens, twijfels en angsten. Een berg aan feitelijke informatie verandert dat ook niet.

Mijn mening werd gisteren (26 januari) bevestigd toen ik een artikel in de Volkskrant las met als titel “Meer dan 150 Facebookvrienden zinloos”. Onderzoek van Professor R. Dunbar van de Oxford University zou uitwijzen dat de Facebook obsessie om zoveel mogelijk online “vrienden” te maken, zinloos is. Al heb je 5000 contacten, we zijn neurologisch niet in staat om meer dan 150 sociale contacten betekenisvol te onderhouden.

Techniek als instrument
Hoe nauw de technologie ook aansluit bij onze denkprocessen, het zal mijns inziens er nooit een onderdeel van uitmaken. Wanneer dat wel gebeurt is de dag aangebroken dat wij een fundamenteel deel van onze mensheid dreigen in te leveren. Studenten in de scriptiefase smeken mij soms “Zeg me wat ik moet doen en ik doe het. Ik hoef het niet te begrijpen. Ik wil er alleen klaar mee zijn.” Al zou ik de gewenste informatie hebben dan zou ik hun er nog niet mee kunnen helpen. De essentie van de academische vorming wordt op die manier ondergraven. Ze moeten zelf een weg in de materie vinden, vallen, twijfelen en weer opstaan. Alleen op deze manier kunnen zij als volwaardige academici de universiteit verlaten.

Het dagelijks leven dwingt hetzelfde proces bij ons allemaal af. Voor ons functioneren als mensen geldt boven alles dat wij de regie hebben over ons denken en doen. Geen enkele techniek mag ons ontslaan van die verantwoordelijkheid. Geavanceerde technologieën zijn prachtig maar kunnen (en mogen) nooit een andere rol hebben dan dat van een mooi instrument in ons bestaan.