Het leren

Waarom leren we? Wat leren we? Hoe leren we en wanneer hebben we geleerd? Stel je deze vragen aan scholieren of studenten dan kun je vaak heldere antwoorden verwachten. We leren omdat het moet (leerplicht) of om later een goede baan te krijgen (papiertje). We leren feiten uit boeken en teksten die we vaak later niet nodig zullen hebben. We leren door deze boeken te lezen, samen te vatten en te herhalen. En we hebben goed geleerd wanneer we een voldoende halen voor een toets.

Deze antwoorden zijn misschien een beetje negatief geformuleerd maar de meeste docenten en begeleiders zullen ze vaak gehoord hebben. Ik ben ook bereid er positievere perspectieven naast te zetten. Er zijn genoeg studenten vol nieuwsgierigheid en ambitie. Zij verslinden de boeken, studeren tot in de late uurtjes en in het weekend, hebben al jaren een beroep in gedachte en zijn niet tevreden totdat ze een 8 of hoger hebben gehaald. De betreffende opleiding is immers het toegangsbewijs tot dat beroep. Beide perspectieven zijn geschikt voor wat ik in dit essay aandacht wil geven.

Alles in het teken van
Wat beide groepen gemeen hebben is dat ze al hun activiteiten (of gebrek daaraan) relateren aan de studie. Ik hoor vaak studenten zichzelf verwijten dat ze “weer niets gedaan hebben deze week”, of opgelucht roepen dat ze “deze week vrij hebben” of “niets hoeven te doen voor morgen” terwijl anderen klagen dat ze juist “geen vrij hebben”. Sommige studenten gunnen zichzelf bijna geen lucht; “Als ik het niet haal dan ben ik dom.”, “Haal ik mijn opleiding niet dan is alles voor niets geweest!”.

Opvallende uitspraken
Dit zijn opvallende uitspraken als je ze serieus neemt (wat ik overigens zoveel mogelijk doe!). Je kunt namelijk niet niets doen. We doen niets wanneer we dood in ons graf liggen en in de tussentijd doen we van alles. Het is ook merkwaardig om te praten in termen van “vrij” of “niet vrij” in verband met het leren. We leren continu en bijgevolg kunnen we er niet vrij van krijgen al zouden we het willen (maar waarom zou je het willen?). We zijn voortdurend actief met het creëren van allerlei kennisconstructen in ons hoofd. Dit is geenszins overdreven. We leren letterlijk met elke stap die we zetten doordat we daarmee belangrijke hersengebieden activeren die nodig zijn voor ons denken en geheugen (Professor Erik Scherder heeft hier een verhelderend college over gegeven op de site de Universiteit van Nederland). Het is dus leerpsychologisch onmogelijk dat allerlei acties voor “niets” zijn geweest.

Monopolie op het leren
Behoeft het nog toelichting dat een onvoldoende niet betekent dat iemand dom is en dat je studie niet voltooien ook niet betekent dat je volstrekt zinloos bezig bent geweest? En toch zit dit diepgeworteld bij heel veel studenten. Ze interpreteren de activiteit van leren blijkbaar volledig vanuit het perspectief van het onderwijs. Het onderwijs (in de vorm van docenten, handleidingen, reglementen, politieke en maatschappelijke discussies) bepaalt hoe wij tegen leren aankijken. Het bepaalt wat wij onder leren verstaan en wat erkende leeractiviteiten zijn. In het verlengde daarvan bepaalt de instelling of en wanneer je vrij hebt, nuttig bezig bent en hoe slim je bent.
Ik moet eerlijk bekennen dat ik professionals in het werkveld tegenkom die ook lijken te geloven dat het onderwijs deze monopolie heeft op het leren.

Problematisch
Samengevat; we hebben de situatie dat het onderwijs een buitengewoon grote bijdrage levert aan hoe wij tegen het leren aankijken terwijl het in werkelijkheid juist een klein aandeel heeft in ons echte leren. Dit zou niet zo problematisch zijn als het leren binnen de scholen goed aan zou sluiten op het leerproces erbuiten. Dat is helaas niet het geval. In het onderwijs wordt een bijzonder smalle interpretatie van leren gehanteerd waardoor studenten, op hun beurt, een smalle interpretatie van leren krijgen (zie bijvoorbeeld hiervoor mijn essay Homo Praxis). Dát maakt bovengenoemde uitspraken voor mij zo schrijnend. De student beoordeelt en veroordeelt zichzelf aan de hand van een zeer beperkte visie.

Smalle interpretatie
Ons huidige onderwijsbestel is het resultaat van twee invloedrijke historische periodes; de Verlichting en de Industriële Revolutie (De onderwijsspecialist Sir Ken Robinson heeft hier een beroemd filmpje over gemaakt). De invloed van beiden is, na al die tijd, nog uitermate sterk. Dankzij de Verlichting zien we het leren vooral als rationele kennisverwerving. Het gaat (naast taal en rekenen) om zaakvakken waarmee veel informatie over ons uitgestort wordt. We leren op jonge leeftijd over aardlagen, de Romeinen, Willem van Oranje, enz. Mijn dochter wist de 10 grootste steden van Nederland en de hoofdsteden van de ons omringende landen nog voordat ze de stadskaart kon gebruiken om de snelste weg naar school te vinden.

In het basisonderwijs is er nog wel enige aandacht voor speelsheid, expressie en de praktijk van alle dag maar op de middelbare school moet dit snel plaatsmaken voor de zaakvakken in alle abstracte ernst. Engels, Nederlands en Wiskunde zijn kernvakken en alle profielen zijn gevuld met “harde” wetenschappelijke onderwerpen. Creativiteit, sociaal emotionele ontwikkeling en zelfontplooiing moet men ernaast maar aandacht geven. Daar is in ieder geval geen plek voor in de allesbepalende eindexamens.

De Industriële Revolutie heeft misschien wel nog meer een (schadelijke) invloed uitgeoefend. De belangrijkste kenmerken ervan; grootschaligheid, kwantificering, standaardisering en efficiëntie, kenmerken alle les- en toetsingsmethoden van het huidige regulier onderwijs. Het individu is volledig onderschikt aan de organisatie. Je hebt als leerling niets te willen en als student is dat niet veel beter. Meerkeuze toetsen zijn een typisch product van deze manier van denken. Ik ken opleidingen die hun studenten letterlijk niet in de gelegenheid stellen om te achterhalen wat ze precies fout hebben gedaan in hun toets. Ze krijgen enkel de antwoordsleutel. De toetsingsmethode is, leerpsychologische gezien, al problematisch maar dit gebrek aan goede feedback is volstrekt uit den boze. En toch gebeurt het. Veelvuldig en zonder schaamte.

Rationalisme
In mijn essay “ware wetenschappers” beweer ik dat we niet de nuchtere empiristen zijn die men binnen het onderwijs denkt dat we zijn. Ik doelde hiermee op de misvatting om het individu te beschouwen als iemand die kritisch en objectief de leercyclus van Kolb zou doorlopen (dat doet hij namelijk niet). Maar mijn inschatting over de denkbeelden in het onderwijs is, bij nader inzien, te optimistisch. Ik zie weinig terug van de ambitie om empirische vaardigheden te ontwikkelen bij leerlingen en studenten. Het rationalisme domineert met het idee dat ware kennis volledig beredeneert overgebracht kan worden via boeken, colleges en opdrachten en gemeten kan worden met meerkeuze toetsen.


De creativiteit vermoord

Ik zou niet zover willen gaan als sir Ken en zeggen dat het onderwijs de creativiteit van de leerling “vermoordt” maar ik zie duidelijk negatieve gevolgen in mijn praktijk. Het “niets” doen en “vrij” hebben zijn nog de meest onschuldige signalen. De leerlingen en studenten die ik tref zijn veelal conservatief in hun leermethoden en conformistisch naar hun instelling toe. Ze willen technieken en strategieën aanleren die allemaal binnen de paradigma’s vallen van de Verlichting en Industriële Revolutie. Ze willen sneller lezen, beter onthouden en gemakkelijker schrijven. Dit willen ze achter hun bureau en laptop bereiken met het inzetten van concrete, gestandaardiseerde (lees; in één keer inzetbaar zonder vertaalslag of maatwerk) technieken. De dreigende veroordeling van “dom zijn” die voortdurend boven hun hoofd hangt, zien ze als een gegeven en willen ze kosten wat kost, voorkomen. Conclusie; doorgaan met blik op oneindig en alle risico’s vermijden.

Het summum
Nergens zie ik deze verstarde werkwijze prominenter terugkomen dan in de scriptiefase. Dit “hoogste” niveau van het onderwijs zou bevolkt moeten zijn met burgers die het summum van leervermogen hebben weten te bereiken. Het zouden kritische en creatieve geesten moeten zijn die volledig durven te steunen op hun leervermogen en alle intellectuele uitdagingen met vertrouwen tegemoet zien. Het zouden, met andere woorden, intellectuele lefgozers moeten zijn.

Er zijn ongetwijfeld studenten die aan deze beschrijving voldoen maar de overgrote meerderheid doet dat niet en van de lefgozers durf ik te stellen dat de meesten die instelling bereikt hebben ondanks het onderwijs en niet dankzij. Veel van de studenten die ik in de afstudeerfase aantref, weten niet wat het academisch niveau is waar ze aan moeten voldoen, weten evenmin wat ze op dit niveau willen laten zien en schatten hun vermogen om het te laten zien, niet bijster hoog in. Ze worstelen met gebrekkig overzicht, doelgerichtheid en zelfvertrouwen en willen het liefst dat de zinnen meteen grammaticaal correct zijn en met de juiste academische diepgang, uit hun vingers rollen.

Blikveld verruimen
In mijn werk probeer ik hun blikveld (vol verstarde opvattingen en werkwijzen) te verruimen (zie ook “Laten we Spelen”, “Chaos in de orde” en “Faalangst”). Ik laat ze hun verwarring en frustraties benoemen en laat ze zien dat deze veelal voortkomen uit aannames en opvattingen. Alternatieven kunnen ervoor in de plaats gezet worden .
Men hoeft niet bij het begin te beginnen en alles door te nemen. Je hoeft het niet in één keer te begrijpen. Een tekst hoeft niet in één keer goed op papier te staan. Je mag stomme vragen formuleren en onzin opschrijven (eerste versie!). Laat de laptop eens staan en pak grote bladen en kleurenstiften. Neem je leerboek mee de straat op, praat hardop tegen jezelf, tegen je hond of met elkaar. Organiseer een “battle” over het onderwerp en ga los met het innemen van extreme posities. Bijna alles is geoorloofd in het leerproces mits de betreffende actie de stof oprecht verkent(!). Elke actie, hoe krankzinnig ook, staat dan ten dienste van dat leerproces.
Pas wanneer je je onafhankelijk weet te maken van de paradigma’s van het onderwijs, heb je het hoogste niveau van leren bereikt. Meestal lukt het me om de studenten hun oogkleppen wijder te laten openzetten. Wat zou het mooi zijn als dat bij de onderwijsinstellingen ook zou lukken.