Wat doe jij feitelijk?
Onlangs sprak een docent mij aan; “Je essays zijn mooi geschreven en geven veel inzicht in de complexiteit van leren en begeleiden maar ik weet nog steeds niet hoe jij precies begeleidt. Wat doe jij feitelijk in de praktijk?”. Dit was een confronterende vraag. Ik heb daar blijkbaar in mijn essays nog geen goed beeld van gegeven.

De basis
De basisgedachte achter mijn werkwijze is dat (begeleidbare) leerproblemen voortkomen uit het samenspel van inadequate kennis, ondermijnende overtuigingen, ineffectieve handelingen en/of belemmerende emoties. Begeleiding moet dan logischerwijs gericht zijn op een productievere samenwerking van deze componenten. Begeleiding moet zich, met andere woorden, richten op het realiseren van adequate kennis, constructieve overtuigingen, effectieve handelingen en ondersteunende emoties.

Mijn ervaring is dat hardnekkige leerproblemen zich voornamelijk voordoen wanneer ondermijnende overtuigingen en belemmerende emoties het individu verhinderen om de gewenste kennis en vaardigheden op te bouwen. Dit verschijnsel beschouw ik als een mechanisme en krijgt veel aandacht van mij. Ik probeer zichtbaar te maken hoe deze onderdelen van de individuele beleving het functioneren van de student bepalen. Vervolgens zoeken we naar verbetermogelijkheden. Er is natuurlijk geen sluitende methode om dit te doen maar ik kan mijn werkwijze verhelderen aan de hand van twee praktijkvoorbeelden.

Twee casussen
De eerste persoon, Adir, ervoer heel veel tentamenstress. Hij studeerde hard maar had desondanks een aantal vakken, door zijn stress, niet gehaald. Bij de herkansingen hield hij het al helemaal niet uit. Hij kwam bij mij met de smeekbede om iets te doen aan die stress. Hij zou het jaar anders niet halen. De tweede persoon, Marjolein, was het tegenovergestelde. Zij haakte voortdurend af tijdens het leren. Zij probeerde zich er toe te zetten maar dat lukte niet terwijl ze wel vond dat ze er toe in staat was. Dit irriteerde en frustreerde haar waardoor zij nog minder ging doen. Op deze manier dreigde haar studie te verzanden ondanks het feit dat ze het wel leuk vond.

Mijn eerste stap
Mijn eerste stap was om beide studenten duidelijk te maken dat datgene wat zij beschreven niet de problemen waren maar de gevolgen ervan. Dit is misschien wel de belangrijkste stap in een veranderingstraject; concentreer je op de echte oorzaken van de problemen. Veelal verwart men het resultaat van het probleem met het probleem zelf. Dit is begrijpelijk aangezien de gevolgen per definitie het meest opvallend zijn. De moeilijkheid is echter dat deze gevolgen in zichzelf ons bitter weinig inzicht geven in wat we kunnen verbeteren.

Adir focuste op zijn stress in een poging deze te reduceren. Maar stress in zichzelf geeft geen aanknopingspunten om deze te reduceren. Adir probeerde met pure wilskracht zijn stress te verminderen maar dat ging natuurlijk niet. De stress nam eerder toe door zijn fixatie erop.

Voor Marjolein gold iets vergelijkbaars. Zij gaf zichzelf de opdracht om niet af te haken tijdens het leren en geconcentreerd te blijven. Dat is vergelijkbaar met het welbekende voornemen om niet aan een roze olifant te denken. Je geeft jezelf daarmee een bijzonder problematische opdracht. Je beantwoordt er namelijk niet mee hoe je dat wilt bereiken. Men moet daarvoor kijken naar de stappen voor de ellende. Het zijn de kennis, overtuigingen, handelingen en emoties die eerder in werkingen worden gezet of in actie komen die de zichtbare problemen veroorzaken. De betreffende studenten moeten zichzelf dus de vraag stellen; wat doe, denk en voel ik waardoor ik op tentamen zoveel stress heb en waardoor ik afhaak tijdens het leren?

Twee benaderingen; 1.focus op gewenst gedrag
Ik onderscheid grofweg twee manier om dit aan iemand duidelijk te maken. Met de eerste manier concentreer ik op gewenst gedrag. Dit is een typisch oplossingsgerichte aanpak. Ik vroeg Adir of hij wel eens prestaties had geleverd waarbij hij geen stress had ervaren. Dat was zo. Hij had totaal geen stress gehad bij zijn rijexamen. Dit was opvallend aangezien heel veel mensen hierbij juist wel veel stress hebben. Ik vroeg hem vervolgens hoe dat kwam. Hij kon dat goed verwoorden; “Ik wist dat als ik het deze keer niet haalde ik het de volgende keer wel zou halen of anders de keer daarna.”. Mijn volgende vraag was wat deze gedachten voor effect op hem hadden. Hier was hij ook duidelijk in; “Ik voelde me kalm en had ruimte in mijn hoofd om alles goed te overdenken. Ik kon gewoon toepassen wat ik geleerd had.”

Zonder het te beseffen beschreef hij een productieve samenstellingen van gedachten, gedragingen en gevoelens. Ik wees hem erop dat hij opvallend anders was tijdens een toets terwijl het toch om een vergelijkbare prestatie ging. Dit vond hij een verrassende constatering. Hij wierp wel tegen dat het nu om een andere soort prestatie ging. Hij moest het nu namelijk halen anders werd hij van de opleiding gestuurd. Dat was natuurlijk zo. Maar het was niet zozeer dat gegeven als wel zijn gedachten aan dat gegeven dat hem hinderde. Hij had namelijk eerder verteld dat hij tijdens een tentamen blokkeerde maar dat hij daarna alles weer wist. De ondermijnende gedachte “het moet nú, anders…” had als gevolg dat hij op tentamen niet kalm was (gevoel) en geen ruimte in zijn hoofd had om datgene wat hij geleerde had naar boven te laten komen (gedrag). Door een situatie te zoeken waarbij hij wel presteerde en die te analyseren, konden we formuleren hoe hij wenste te functioneren en (heel belangrijk!) aantonen dat hij ook in staat was om zo te functioneren.


2.Focus op de ellende
Bij Marjolein nam ik een andere benadering. Ik stond juist stil bij de ellende. Dit is een typische RET (Rationele en Emotieve Training) aanpak. Hierbij ontleed je de problemen rechtstreeks in de componenten van denken, doen en voelen. Dat is soms wel lastig. De student ervaart namelijk één grote klomp van ellende (Het begint zodra ik opsta!). Met de RET kun je dit uit elkaar halen doordat geconcentreerd wordt op drie afzonderlijke stappen. Ten eerste formuleer je zo precies mogelijk de problematische situatie ( s’ochtends ga ik na het ontbijt meteen aan mijn bureau zitten en ga aan de slag met het boek. Na een kwartier of twintig minuten lezen begint de frustratie op te komen). De tweede stap is om het gevoel en gedrag te beschrijven die ontstaan (Ik voel me onrustig, blader door het boek en kijk vaak op mijn horloge. Ik dwaal af met mijn gedachten en word ontzettend kwaad op mezelf). De derde stap is om de bijbehorende gedachten te formuleren.

Nou en? Als dan…
Ik laat de student op een specifieke manier zijn gedachten verkennen. Het logische vertrekpunt is de gedachte waar het mee begint. Ik vroeg Marjolein de eerste gedachte te formuleren die bij haar opkwam in het begin van die situatie. Dat was; “Ik moet vandaag 75 bladzijde leren”. Ik vervolg het gesprek met, wat ik noem, de “nou en als dan” methode. Het voert te ver om deze hier volledig uiteen te zetten maar de volgende dialoog is wat ik wou bereiken. Ik vroeg haar Nou en? Haar antwoord; “ Als ik 75 bladzijde vandaag moet leren dan gaat dat mij niet lukken”. Nou en? Als me dat vandaag niet lukt dan moet ik morgen nog meer doen”. Nou en? Als ik morgen nog meer moet doen terwijl dit me nu al niet lukt dan gaat dat helemaal niet lukken“. Nou en? Als dat me niet gaat lukken dan gaat het me nooit lukken en kan ik net zo goed ermee ophouden.”

Je kunt deze werkwijze in principe nog een tijdje doorvoeren om te kijken hoeveel druk de student ervaart. De student kan denken; “dan haal ik mijn opleiding niet en moet ik een andere opleiding zoeken. Dan gebeurt precies hetzelfde weer en heb ik uiteindelijk geen enkele opleiding af. Dan moet ik een stom baantje zoeken en werk doen onder mijn niveau en blijf ik de rest van mijn leven ongelukkig”. Soms is het de moeite waard om bij dergelijke angsten stil te staan omdat ze onbewust een sterkte invloed uitoefenen en kunnen leiden tot negatieve of positieve faalangst.

Denkgevaren
In Marjolein’s geval was deze verdieping niet nodig. Zij vond de eerste reeks gedachten al opvallend en zag snel in hoe deze haar hinderde. Een aantal typische ondermijnende overtuigingen werden blootgelegd waar elke nuance bij ontbrak. De nu-of-nooit gedachten; “Ik moet NU aan de slag anders lukt het NOOIT”. De alles-of-niets gedachte; “Ik moet ALLES doen wat ik plan (75 bladzijden lezen) anders heb ik NIETS gedaan”. De het-moet-mij-gemakkelijk-afgaan gedachte; “Ik moet datgene wat ik lees IN EEN KEER begrijpen anders hoeft het niet meer”.

Deze overtuigingen zijn de versimpelingen, overdrijvingen en generaliseringen die ik in mijn vorige essay (Ik denk dus ik ben… gebrekkig). schaarde onder denkgevaren. Marjolein zag dat meteen maar sommige studenten moet je duidelijk maken dat hun gedachten rusten op een aantal onredelijke overtuigingen.

Constructieve overtuigingen en effectieve handelingen

Uiteindelijk wil je overtuigingen en handelingen formuleren die de student zelf kan inzetten. Dit is het gereedschap waar ik op doelde in mijn essay “Social media en de kunst van het basketballen”(30-1-2012). Ik stelde daar dat dergelijk gereedschap niet zomaar aan iemand gegeven kan worden. Men moet het zelf fabriceren om maximale effectiviteit te bereiken. Dat geldt zeker voor de overtuigingen. De verleiding is groot om iemand met een nu-of-nooit gedachte toe te werpen dat de zon morgen ook weer opkomt, maar daar heeft hij niet zoveel aan. Hij moet inzien dat zijn gedachten (waar of niet waar) leiden tot een onwenselijke manier van functioneren. Een resultaat heb je niet in de hand maar je eigen functioneren grotendeels wel. Hoe wil de student functioneren?

Marjolein en Adir moesten deze vraag beantwoorden. In de begeleiding van Adir kwam die vraag heel snel. Hij kon deze ook beantwoorden en inzien dat hij er ook feitelijk toe in staat was. Hij had het immers al eerder gedaan. De rest van de begeleiding was er op gericht hem te helpen diezelfde beleving te ontwikkelen t.o.v. zijn studie en, heel specifiek, zijn tentamen.
Marjolein kon, na het verkrijgen van de inzicht, snel zelf verder maar vaak moet je iemand helpen om constructieve overtuigingen en effectieve handelingen te formuleren. Het verleden van de student is ook hier weer de beste aanknopingspunt. Ik laat ze nadenken over prestaties waar ze trots op zijn en mensen die ze waarderen en dit vertalen naar bruikbare gedachten en gedragingen. In die zin gaan beide benadering uit van hetzelfde; je hebt in je de belangrijkste instrumenten om jezelf te helpen.