Kan hij het?
Een aankomende student wil toegelaten worden tot de opleiding Psychologie. Hij heeft een paar jaar eerder een hbo propedeuse behaald wat normaal gesproken de toegang zou verschaffen. Binnen de betreffende opleiding wordt echter getwijfeld vanwege de verstreken jaren en het feit dat de student een ASS diagnose heeft. Men vraagt aan een collega van mij om te bepalen of de opleiding wel haalbaar zou zijn voor de student. Mijn collega worstelt enigszins met dit verzoek en vraagt mij om advies. Hoe moet zij bepalen of de student de opleiding aan kan?
Kunnen we dat weten?
Mijn antwoord is simpel; dat kunnen we niet. Daarvoor spelen teveel variabelen een rol die wij onvoldoende kunnen vastleggen om een betekenisvolle voorspelling te doen. Dit is wellicht geen verbazingwekkend standpunt. Iedereen is er over eens dat we niet in de toekomst kunnen kijken en zodoende ook geen garanties kunnen afgeven over wat voor inspanningen welk resultaten zullen opleveren. Desalniettemin is het verzoek van de opleiding geen uitzondering. Het komt voort uit een geheel andere en verleidelijke zienswijze. Dit is het idee dat, naar mate we meer data verzamelen aan de hand van steeds nauwkeurigere metingen, we steeds betere voorspellingen kunnen doen. In dit specifiek geval zou het de voorspelling zijn over de succes kansen van een student om een studie te behalen. De vereiste vooropleiding is blijkbaar onvoldoende informatie. We vullen dat tegenwoordig steeds vaker aan met capaciteiten- en motivatie tests evenals studiekeuze checks, sollicitatie gesprekken, toelatingsexamens enzovoort. Bovenstaand verzoek past in hetzelfde rijtje. Een interview met een “expert” is blijkbaar ook nodig om de kans op succes nog beter te bepalen.
Evidence based, meten is weten
Het idee van meten om te weten staat centraal in de evidence based beweging dat steeds populairder lijkt te worden in het onderwijs. Aanhangers stellen dat elke werkwijze in de praktijk, gebaseerd moet zijn op harde wetenschappelijke bevindingen. Dit lijkt een uitstekende ambitie en in allerlei takken van sport is een dergelijke eis wenselijk en zelfs noodzakelijk. Denk bijvoorbeeld aan lucht- en ruimtevaart, chemische en medische industrie, de bouwkunde en computer technologie waar objectiviteit en precisie essentieel zijn. Dit zijn werkgebieden waar ook een hoge mate van nauwkeurigheid mogelijk is. De vraag is of hetzelfde gerealiseerd kan worden in het onderwijs en of het wel wenselijk is al zou het kunnen.
Laat ik voorop stellen dat ik geen enkel probleem heb met de ambitie om steeds meer te weten te komen ten einde steeds beter te worden in onze respectievelijke rollen binnen het onderwijs. Ik twijfel alleen aan de mate waarin we daarbij moeten steunen op een evidence based filosofie om die ambitie te verwezenlijken. Kan deze zienswijze wel integraal worden omgezet naar sectoren waar menselijke functioneren centraal staan zoals de zorg en het onderwijs?
De wetenschappelijke methode
De klassiek wetenschappelijke methode wordt gezien als de manier om de gezochte bewijzen te leveren. Deze methode stelt twee essentiële eisen aan onderzoek. Het gaat om de validiteit (meten we wat we willen meten?) en de betrouwbaarheid (levert herhaling dezelfde resultaten op?). Alleen onderzoek dat hier aan voldoet zou bewijzen opleveren die goed genoeg zijn om een werkwijze mee op te bouwen. Binnen de technische wereld is het belang hiervan evident. Een kopieer apparaat moet bijvoorbeeld nauwkeurig kopiëren ongeacht wat ik onder het scherm leg en als ik tien kopieën wil, dienen ze allemaal identiek te zijn. Het moet in principe ook niet uitmaken of ik kopieerapparaat A gebruik of B. Dezelfde strengheid geldt voor medicijn ontwikkeling waardoor een vaccin tegen corona niet zomaar is ontwikkeld hoe graag we het ook anders zouden zien.
Valide in zichzelf?
Stellen we dezelfde eisen van validiteit en betrouwbaarheid aan onderwijskundig onderzoek dan zou dat betekenen dat we methoden zoeken die leersuccessen opleveren bij leerlingen en studenten, onafhankelijk van wie de docent is die het uitvoert en de leerling die eraan onderworpen wordt. De methode of techniek moet immers in zichzelf valide en betrouwbare zijn net als een vaccin. Er kleven een aantal praktische bezwaren aan deze wens. Kan een onderwijsmethode valide zijn in zichzelf? Is het wel mogelijk om een onderwijsmethode los te halen van de context waarin het geïntroduceerd wordt met de individuele kenmerken van de docent die het gebruikt en de leerling waar het op gericht is?
Vele factoren
Vele factoren bepalen een leersucces. Deze zitten zowel in de onderwijs context als binnenin het kind zelf. Natuurlijk wordt een succes sterk beïnvloed door de methode die een docent hanteert maar evenzeer door de stijl waarmee zij dat doet. Daarnaast speelt de situatie in de klas een rol zoals de samenstelling en grootte van de groep. Wat is de sfeer in de klas en op school? Voelt de leerling zich opgenomen en veilig? Wat zijn z’n persoonlijke ambities en hoe staat het met zijn zelfvertrouwen? Wat verstaat hij onder discipline en hard werken? Wat is zijn thuissituatie en ga zo maar door. Het is heel moeilijk te bepalen hoe deze factoren zich precies tot elkaar verhouden en welk effect zij hebben op het resultaat.
Oorlog
De complexiteit van het dilemma kunnen we vergelijken met het proberen te bepalen wat de oorzaak was van de Tweede Wereld oorlog. De directe aanleiding was de Duitse invasie van Polen maar dat kwam door de ambities van Hitler. Zijn ambities kregen de ruimte omdat zijn bijzondere charisma en redevoering kunsten precies de juiste snaar raakte bij een volk dat gefrustreerd was over het verlies van de Eerste Wereld oorlog en de daaruit voortvloeiende economische malaise (verder versterkt door de beurscrash van 1929). Hij werd ook systematisch onderschat door zijn politieke tegenstanders die hem voor gek versleten. Daarnaast kreeg Hitler veel bewegingsruimte van de Engelse premier Neville Chamberlain die een appeasement strategie hanteerde wat Hitler de mogelijkheid gaf zijn leger steeds groter te maken.
Te complex
We hebben maar een paar factoren benoemd die bijdroegen aan het ontstaan van deze wereld oorlog maar nu al is het onmogelijk te bepalen hoeveel invloed één factor had op de anderen en of dezelfde mengsel een nieuw oorlog zou kunnen ontketenen. Het onderwijs is op kleinere schaal niet veel minder complex wat betekent dat het onmogelijk is om evidence based te zeggen hoe de verschillende factoren zich precies tot elkaar verhouden en hoeveel een specifieke factor precies bijdraagt aan het succes van een leerling.
Een fundamenteler probleem
De beschreven complexiteit is alleen een praktisch bezwaar tegen al te boude conclusies van evidence based onderzoek in het onderwijs. Er is, mijns inziens, een fundamenteler probleem. Stel dat men ervan overtuigd is dat een bepaalde lesmethode voldoet aan de hard wetenschappelijke eis van validiteit en betrouwbaarheid en dus “werkt”. Wat gebeurt wanneer een leerling desondanks niet leert? Er zijn maar een paar interpretaties mogelijk binnen dit denkraam. De docent heeft de methode slecht toegepast, de leerling heeft de instructies slecht opgevolgd of de leerling kan het gewoon niet. Bij herhaalde problemen komen we snel bij de conclusie dat de leerling het niet kan of wil leren. Aan de kwaliteit van de docent zal, zonder concrete aanleiding, niet snel getwijfeld worden. De docent kan immers niet afdwingen dat de leerling het leert.
Van begeleiden naar beoordelen
Wanneer een methode werkt kan alleen de gebruiker ervan tekort schieten. Binnen het onderwijs wordt een begeleidingsmethode dan heel snel een beoordelingsmethode. Dit hebben we in het onderwijs al eerder gezien met de IQ test. De bedenker ervan, Alfred Binet (1857-1911) zag zijn methode als een wijze om cognitieve achterstanden van kinderen te lokaliseren zodat gerichte onderwijs interventies hen beter zou kunnen helpen. De test is echter vrij snel na zijn tijd verworden tot een beoordelingsinstrument van iemands’ vaste capaciteiten. De cito eindtoets heeft een vergelijkbare rol gehad.
Meten is niet weten
Het idee dat een meet- of lesmethode in zichzelf inzichten verschaft is inherent problematisch. Meten is niet weten. Het dient geïnterpreteerd te worden en daarin zijn we kwetsbaar omdat onze interpretaties gevuld zijn met vooroordelen en ideologieën. Nergens hebben deze een groter invloed dan in onze pogingen om de cognitieve vermogens van individuen te wegen en te beïnvloeden. De overtuiging dat een methode of instrument objectief werkt betekent dat het individu uiteindelijk altijd de zwakke schakel zal zijn. Ik geef studiestress en faalangst trainingen waar studenten aan deelnemen met de hoop dat “het werkt”. Deze zienswijze levert hen extra stress op omdat, als ze niet verder komen tijdens de cursus, ze falen voor een faalangst cursus! Kan het nog erger!
Een hamer timmert niet
Ik ben van mening dat het onderwijs fundamenteel een activiteit is van mensen. Instrumenten als protocollen, methoden, boeken, e-learnings, kennisclips ed. kunnen ons daarbij helpen maar het kan nooit aangetoond worden dat ze werken. Dit standpunt is net zo onzinnig als het idee dat een hamer in zichzelf kan timmeren en dus “werkt”. Problematischer is dat dit perspectief ons afleidt van waar het echt om zou moeten gaan, namelijk individuele ontwikkeling. We kunnen immers met elkaar blijven steggelen of de methode te kort schiet, de docent “het” slecht toepast of de leerling “het” niet kan of wil begrijpen.
Een methode wordt echter gehanteerd en is zodoende maar beperkt van belang. Een timmerman dient bijvoorbeeld de spijkers op de juiste manier in het hout te krijgen. Lukt dat met een steen, klomp of hoefijzer is het ook goed. Sterker nog, misschien toont de vakman op deze wijze nog meer vaardigheid. Zowel de docent als de student dient zich verantwoordelijk te voelen voor de ontwikkeling van vakmanschap. Geen enkele “hamer” kan het individu van deze verantwoordelijkheid ontslaan.
No Comments