Kosten en baten
Ik kom geregeld studenten tegen die bijna uitsluitend lijken te denken in termen van kosten en baten of middelen en doelen. Door deze zienswijze blijven sommige van hen, zonder schroom, weg bij de vrijwillige colleges die ze onnodig vinden. Bepaalde middelen/kosten dragen immers niet bij aan een doel/baat (het halen van een tentamen). Als deze studenten wel verschijnen, vragen ze (wederom zonder schroom) of de betreffende collegestof belangrijk is voor de komende toets. Daarnaast verhandelen ze dictaten en samenvattingen met grote bedrevenheid. Ze zijn ware rekenmeesters in het verwerven van flinterdunne voldoendes en tonen ze zich als vaardige redenaars wanneer ze het net mis hebben en hun 5,4 naar een 5,6 opgehoogd willen zien. Deze studenten willen tips en trucs om beter te studeren, beter te plannen en minder te stressen. Het moeten kant-en-klaar producten zijn die passen in hun drukke agenda en waarvan het resultaat meteen zichtbaar is, anders zoeken ze iets nieuws.
Pragmatisme
Bovenstaande beschrijving is wellicht een beetje gechargeerd maar de meeste docenten en begeleiders zullen het pragmatisme wel herkennen en vervelend vinden. Dergelijk gedrag is misschien doelgericht en efficiënt maar het is toch niet helemaal zoals wij het voor ogen hebben. We willen immers dat studenten intrinsiek gemotiveerd zijn en de inhoud van ons onderwijs op waarde schatten. We willen dat ze gaan voor de acht in plaats van tevreden zijn met hun “zesjes mentaliteit”.
Het is verleidelijk om de oorzaak van deze werkwijze te zoeken in de gemakzucht van de huidige jeugd. Ik kan die verleiding weerstaan. Ik word namelijk geconfronteerd met een vergelijkbare attitude wanneer ik workshops en cursussen geef aan docenten en zij dus de leerling zijn. “Heb je tips voor me hoe ik …?”, “ Wat moet ik doen als…”, “Wat betekent dit nu allemaal voor mijn les?” of “Zou ik de handouts kunnen krijgen? Ik moet om half drie weg” zijn uitspraken die ik geregeld tegenkom. Ik zou liever zien dat deze docenten hun passie voor het leerproces meer zouden laten prevaleren boven zulke “zakelijke” uitlatingen. Ik wil hiermee niet beweren dat ik veel anders ben. Ik denk dat wij in het onderwijs allemaal last hebben van dit soort pragmatisme.
Verankerd in het systeem
Het probleem ligt niet, zoals het lijkt, in een of andere menselijke tekortkoming. Het zit verankerd in het onderwijssysteem. In een grote onderwijsinstelling, zoals een universiteit, is de nadruk bijna volledig komen te liggen op de onderwijsorganisatie. Dit is enigszins begrijpelijk. Door schaalvergroting wordt veelvuldig gesegmenteerd, gekwantificeerd en geprotocoliseerd om de grote aantallen leerlingen een gelijkwaardig onderwijstraject aan te kunnen bieden. Met succes! We hebben tegenwoordig meer hoger opgeleiden dan ooit.
Er is wel een belangrijke bijkomstigheid. Een bedrijfsgerichte mentaliteit is dominant geworden in de organisatie en uitvoering van het onderwijs. Het is er bij mij ook ingeslopen. Ik heb het vaak met studenten over targets en dat hun zelfmanagement een middel is om hun doelen te realiseren. Ik vergelijk het studeren zelfs met een beroep en laat studenten een vacature voor de functie opstellen.
Ik voel me wel een beetje gedwongen tot deze werkwijze. Het curriculum wordt namelijk, vanuit deze bedrijfsmentaliteit, veelal beschreven in termen van kosten en baten. Je moet 180 studiepunten (ECTS) halen voor je bachelor en 240 ECTS voor je master. In je propedeuse jaar moet je minimaal 40 ECTS halen om überhaupt door te mogen.
Het ECTS (European Credit Transfer System) dat aan een vak gekoppeld wordt is in zichzelf al een typische uiting van een bedrijfsmentaliteit. Het vormt een soort munteenheid waardoor niet de inhoud maar het aantal ECTS punten de waarde van een opdracht of vak vertegenwoordigd.
Er wordt natuurlijk niet alleen in ECTS geformuleerd. De eindtermen van een vak worden wel inhoudelijk beschreven; “Aan het einde van dit vak is de student in staat om … te analyseren/beoordelen/toepassen”. Maar in dit soort beschrijvingen is verbazingwekkend weinig aandacht voor datgene wat de student moet leren om bij die eindtermen uit te komen. Er worden voornamelijk voorwaarden geformuleerd; “Je dient minimaal 80% van de colleges en werkgroepen gevolgd te hebben waarbij jij maximaal één zelfstudieopdracht mag overslaan”.
Is het dan gek dat een student pragmatisch denkt?
Einddoelen zijn geen leerdoelen
In het onderwijs lijken einddoelen gemakshalve gelijkgesteld te worden aan leerdoelen. Dat is in mijn ogen zeer discutabel. Leerdoelen zijn wezenlijk anders. Het verschil is vergelijkbaar met het verschil tussen de product- en procesgerichtheid dat ik eerder heb aangehaald (Laten we spelen). Een productgericht traject is een soort fabricage proces. Het traject staat volledig ten dienste van een eindproduct. Zo is er bijvoorbeeld een heel proces van zagen, schuren en boren om een tafel te maken. Het bestaansrecht en succes van het proces wordt dan ook volledig bepaald door de kwaliteit van het eindproduct. Een goede tafel betekent een goed fabricage proces. Vanuit dit perspectief is de uitspraak “het doel heiligt de middelen” een begrijpelijk en zelfs legitieme uitspraak.
In een leertraject is een eindproduct niet van primair belang. Het is een resultaat dat noodzakelijkerwijs voortvloeit uit het (leer)proces. Einddoelen geven een bepaalde gerichtheid aan het leerproces maar het proces zelf, met bijbehorende leerdoelen, horen de voornaamste aandacht te krijgen. De bekende Engelse gezegde “it’s not whether you win or lose, it’s how you play the game” is hier veel meer op zijn plaats.
Het einddoel is in een leertraject ook helemaal geen product zoals een tafel dat is. Het is een toestand waarin de persoon “geleerd heeft”. Die toestand is lang niet zo objectief en concreet als de tafel. We beoordelen het wel aan de hand van een objectieve toets maar aangezien iedereen anders is, zal ieders toestand van geleerd hebben, er feitelijk anders uitzien. Die toestand dient ook adaptief te zijn. De persoon moet het geleerde in unieke situaties gebruiken waardoor het geleerde in elke situatie er net iets anders uitziet.
Geen fabricageproces
Een fabricageproces valt uiteen in middelen en doelen. Een middel staat per definitie los van het (eind)doel zoals een zaag losstaat van de tafel die ermee gemaakt is. Maar een leerproces valt niet simpelweg uiteen in middelen en doelen. Elke actie binnen een leertraject is onderdeel van het leertraject. Dit betekent dat elke volgorde en prioriteitstelling van acties of andersoortige structuurkeuzes, een betekenis heeft binnen het traject en invloed heeft op de gehele betekenis ervan. Wanneer men bijvoorbeeld aanwezigheidsplicht invoert als middel om ervoor te zorgen dat een student leert, moet men zich realiseren dat deze actie helemaal geen middel is dat losstaat van het vak. De aanwezigheidsplicht beïnvloedt de ervaring van een vak net als de vaardigheden van de docent dat doen en de stijl en vormgeving van het lesboek dat doet.
De Poetie en de Praxis
Aristoteles onderscheidde al twee vormen van menselijk handelen die mijn betoog misschien verder kunnen verhelderen; de poetie en de praxis. De poetie is gericht op doelen buiten de handeling zelf zoals het zagen van planken om de tafel te maken. Het zagen staat los van het einddoel (een stevige tafel). De praxis, daarentegen, is een handeling waarvan het doel in de handeling zelf zit. Een spel wordt bijvoorbeeld niet gespeeld om iets buiten het spel te bereiken, maar om ervan te genieten. Er zijn dus geen handelingen in het spel die losstaan van de inhoud en het doel ervan. Ik beweer dat in een leertraject hetzelfde geldt.
Nadelen van een bedrijfsmentaliteit
Een bedrijfsmentaliteit waarmee handelingen binnen het onderwijs beschouwd worden als poetie, heeft belangrijke nadelen. Het pragmatisme waar ik dit essay mee begon is er één van. Een ander nadeel is dat bijna alle studenten denken dat het leren bestaat uit 3 elkaar opeenvolgende fasen waarbij de vorige fase een middel is om de volgende te bereiken. In de eerste fase wordt heel goed gekeken, geluisterd en genoteerd, bijvoorbeeld bij colleges en werkgroepen. Vervolgens wordt er in de tweede fase heel goed samengevat. Als laatste wordt in de derde fase heel goed geleerd.
Door de eerste twee fasen te zien als middelen voor de laatste fase, vinden studenten het ook legitiem om de powerpoints van docenten onveranderd te kopiëren en samenvattingen te kopen (het doel heiligt immers de middelen). Dit is een sterke aantasting van het leerproces omdat het in eigen woorden aantekeningen maken en samenvatten, onderdeel zijn van het leerproces. Het zijn geen middelen om te leren. Ze zijn deel van het leren. Zelfs de derde fase, die van het leren, wordt door veel studenten gereduceerd tot middel omdat het alleen dient om ECTS punten binnen te halen. Men gaat vlak van te voren stampen tot in de vroege uurtjes, ezelsbruggetjes verzinnen en misschien zelfs spiekbriefjes maken. In ieder geval is het gevolg dat alles meestal weer vergeten is een paar dagen na de toets. Heeft men dan geleerd of alleen een target gehaald?
Gamen
Ferry Haan, docent Economie en columnist bij de Volkskrant, vroeg zich onlangs af (Vk 16-2-2011) of het gamen niet op een of andere manier vertaald kon worden naar het onderwijs. Miljoenen jongelui zijn immers bereid heel veel tijd, energie en concentratie te gebruiken om zich te bekwamen in internet games. Terwijl diezelfde jongelui het onderwijs de rug toe keren. Het interessante is dat het fanatisme waarmee jongelui gamen niet volledig verklaart kan worden door de kortstondige kick van het scoren. Er is namelijk een gigantische hoeveelheid aan sites op het web waarmee gamers informatie delen, elkaar adviseren en helpen. Docenten kunnen meestal alleen maar dromen van dergelijke acties van hun leerlingen.
Ik ben het met Haan eens dat het geweldig zou zijn als jongelui hetzelfde gedrag (inzet, doorzettingsvermogen, creativiteit, hulpvaardigheid) zouden tonen in het onderwijs. Zijn bereidheid om aan te haken bij een creatief project om dat mogelijk te maken, toont zijn hart voor de zaak. Maar om werkelijk een kans van slagen te hebben zal binnen het onderwijs de poetie vervangen moeten worden door de praxis. Zodra een activiteit ergens voor dient dat buiten de activiteit staat, wordt dat lastig. Leren is spelen. Dat heb ik vaker gezegd. En praxis is daar essentieel bij. Maar het onderwijs is doordrenkt van een bedrijfsmentaliteit van middelen en doelen waardoor de Homo Praxis moeilijk zijn ware kracht kan tonen.
Met vriendelijke groet,
Anne-lena