2025
Op mijn werk aan de Radboud Universiteit werd mij gevraagd om prognoses te doen over de student van de toekomst. Hoe ziet deze er uit in het jaar 2020 of 2025? Wat wordt van hem en haar verwacht? Zullen ze hele andere capaciteiten moeten ontwikkelen dan nu het geval is?
Ik ben meteen voorzichtig in het uiten van sterke claims. Als jongetje was ik erg geïnteresseerd in science fiction en keek ik veel naar films en series over de toekomst. Allerlei prachtige high tech avonturen vermaakte de kijker maar toen de betreffende jaartallen daadwerkelijk langs kwamen (1984, 1999, 2001 of 2010), bleek het toch allemaal mee te vallen. De in beeld gebrachte veranderingen van menselijke behoeften, gedragingen en vermogens werden danig overschat. Ik ben dus sceptisch over al te grote uitspraken over 2025.


De robots komen!

De toekomst zal zeker wel uitdagingen bevatten. Lodewijk Asscher, minister van Sociale Zaken, heeft een duidelijke zorg genoemd die ik al vaker heb gehoord. In zijn toespraak op het SWZ congres van 29 september 2014 luidde hij de noodklok. Hij schetste een toekomst scenario waarin robots onze werkgelegenheid ernstig bedreigen. Ze zullen steeds meer van onze activiteiten overnemen doordat ze alsmaar goedkoper, kleiner en slimmer worden. Hoewel dit aangenaam lijkt, heeft het een keerzijde. Deze robots zullen door hun verfijning onze plekken op de arbeidsmarkt steeds verder innemen. Grote bedrijven als Amazone vervangen hun magazijn medewerkers nu al met robots en er is niet veel fantasie voor nodig om in te zien dat de experimenten met zelfrijdende auto’s een behoorlijke impact zal hebben op de werkgelegenheid in de transport sector.

Student 3.0
Men kijkt typisch naar het onderwijs voor oplossingen wanneer een breed maatschappelijke zorg wordt geformuleerd. Asscher trekt de conclusie dat wij een heel ander type student moeten afleveren, wiens inzetbaarheid niet zomaar bedreigd kan worden door de artificiële nieuwkomers op de arbeidsmarkt. Waar moet deze student aan voldoen? In zijn betoog geeft de minister een voorzet; “… in de digitale economie komt het steeds meer aan op conceptueel denken, brede patroonherkenning en complexe communicatie.”. Over deze vermogens zal de student van de toekomst dus moeten beschikken en blijkbaar is dat nu nog niet het geval.

Mee eens
Ik durf, zonder aarzeling, te zeggen dat de minister inderdaad drie hele belangrijke vaardigheidsgebieden benoemt. Ze zijn onontbeerlijk voor ons functioneren in deze complexe maatschappij. Asscher erkent met zijn oproep, impliciet, dat het huidige onderwijs de ontwikkeling van deze vermogens te weinig stimuleert. Dit valt, mijns inziens, ook moeilijk te ontkennen. Ironisch genoeg benaderen we de leerling zelf juist als een soort robot doordat standaardisering, protocolisering en kwantificering zo dominant zijn in het onderwijs. De prestaties waar een leerling op beoordeeld wordt, zijn veelal in termen geformuleerd waar robots per definitie aan kunnen voldoen. Als het de minister werkelijk serieus is zou er een veel diepere verandering plaats moeten vinden dan hij denkt.

Mee oneens
Nu is het verleidelijk om de rest van dit essay te besteden aan een kritiek op het onderwijs maar dat zal ik niet doen omdat ik het op een belangrijk punt met de minister oneens ben. Hij ging mij te ver met zijn uitspraak over de taak van het onderwijs; “Niet trainen op routine, maar op het onverwachte. Niet op feiten, maar op creatief analyseren en nieuwe wegen zoeken.”. Hiermee overschat hij de mogelijkheden van het onderwijs en onderstreept hij een interpretatie van creativiteit die ik niet deel.


Creativiteit

De minister lijkt creativiteit te zien als iets dat het tegenovergestelde is van routinematigheid. Creativiteit zou iets heel anders zijn, een soort cognitieve sprong in plaats van een logisch niveau voortkomend uit een cumulatief proces. Dit is een aantrekkelijke gedachte omdat robots er dan per definitie niet aan kunnen komen.

Ik kom deze zienswijze vaker tegen. Onlangs nam ik deel aan een congres waar de begeleiding van hoogbegaafde leerlingen centraal stond. De keynote speaker had het over het stimuleren van creativiteit en liet een aantal definities ervan het revue passeren. Hij vertelde het meest gecharmeerd te zijn met de definitie “creativiteit is om de hoek denken”. Hiermee benadrukte hij de overtuiging dat het een totaal ander proces is dan de inductieve/deductieve werkwijze waarmee we het leerproces normaal gesproken beschrijven.


Valse dichotomie

Ik ben altijd voorzichtig met dichotomieën. Ze blijken vaak vals te zijn en routinematigheid versus creativiteit beschouw ik ook als een valse tegenstelling. Helemaal onderaan het lijstje van definities die de keynote speaker presenteerde zag ik een beschrijving die mij veel meer aansprak; “Creativiteit lijkt me een nogal hoogdravend woord voor het werk dat ik tussen nu en dinsdag moet doen”. Dit raakt voor mij de kern. Creativiteit is iets alledaags. Het is essentieel om überhaupt te functioneren en staat niet volledig los van het routinematige. Ze zijn beide onderdeel van hetzelfde continuüm.


Niveaus van creativiteit

Neem nu een alledaagse activiteit die wij tevens ook als creatief beschouwen; een maaltijd bereiden. We kunnen verschillende niveaus van behendigheid onderscheiden die in mijn ogen allemaal creatief zijn. De ene persoon is uitstekend in staat om een uitgebreide maaltijd te creëren uit allerlei ingrediënten waarbij hij de kookinstructie minutieus volgt. Een ander is wat speelser qua hoeveelheden en volgorde maar durft niet echt af te wijken van het recept. De volgende kan juist spelen met ingrediënten en verhoudingen waardoor variaties op bestaande gerechten worden gecreëerd. En sommigen zijn zo bekwaam dat ze in staat zijn om geheel nieuwe smakelijke combinaties te bedenken en dus volstrekt originele gerechten te creëren.

Voor mij vertegenwoordigen deze voorbeelden verschillende niveaus van eenzelfde spectrum van creativiteit. Geen van deze mensen zijn op een robotachtige wijze aan het koken, ook de eerste niet. De omstandigheden, verhoudingen en tijdspad zijn altijd net, of juist ruim, anders. We gebruiken conceptueel denken en patroonherkenning om niet te vervallen in chaos naar aanleiding van deze kleine (of grote) variaties. We passen deze vermogens toe op de meest alledaagse situaties. Met andere woorden; onze hersenen zijn gemaakt voor conceptueel denken, patroonherkenning en complexe communicatie.

Altijd zo geweest
Voor leerlingen in het onderwijs is het niet anders. Elke leerling die ooit is afgeleverd aan het werkveld, heeft zijn geleerde kennis en vaardigheden moet inzetten in unieke situaties. De gradatie van uniekheid kan sterk variëren maar het individu heeft telkens patronen moeten herkennen die overeen kwamen met datgene wat hij geleerd heeft en daarnaast allerlei kenmerken van de nieuwe situatie moeten indelen in relevant of irrelevant. In het eerste geval betekent dat het incorporeren van nieuwe informatie en in het tweede geval betekent het juist negeren van deze informatie. Dit proces succesvol volbrengen vereist de beschikking over de juiste concepten, procedures en een beheersing van een goede communicatieve vaardigheid. Dit is altijd zo geweest. Wat mij betreft mag de loftrompet geblazen worden voor al die leerlingen die, ondanks de krampachtige fabrieksmentaliteit in het onderwijs, zich veelal hebben weten te ontwikkelen tot autonoom functionerende professionals.

Misvatting
Men lijkt zich, met hun uitspraken over creativiteit, enkel en alleen te richten op het laatste niveau dat ik schetste (originele gerechten maken) maar het is een misvatting te denken dat dit niveau op een bepaalde manier losstaat van de vorige niveaus en dus apart en rechtstreeks geleerd zou kunnen worden. We kunnen niet trainen op het onverwachte. Dat is een contradictie in termen. We kunnen alleen trainen op wat te verwachten valt. En nieuwe wegen zoeken kan alleen met de inzichten die vanuit de eerdere niveaus van creativiteit zijn ontwikkeld.

Ik vind het erg belangrijk deze begrenzing van onze vermogens te benadrukken omdat ik regelmatig studenten krijg die wel geloven in de misvatting. Bij schrijfopdrachten stellen ze dat ze het (lees: de creatie) wel in hun hoofd hebben maar niet op papier kunnen krijgen. Ze zien mij dan als een soort vroedvrouw die hen moet helpen te bevallen. Hun beleving is echter een verraderlijke weergave van de werkelijkheid. Het brein is erg onkritisch op de eigen bedenksels waardoor deze vaak van een hoogwaardige kwaliteit lijken. In werkelijkheid zijn ze onaf en moeten we basale en zelfs routinematige stappen zetten om de ideeën te structureren, te ordenen en verder vorm te geven. Als bouwvakkers moeten we zagen, schuren en wegsnijden om uiteindelijk ons product naar het felbegeerde niveau van originaliteit te krijgen. De eerdere niveaus van creativiteit kunnen niet straffeloos overgeslagen worden.


Escoffier

Mijn voorbeeld van koken om de verschillende niveaus van creativiteit mee uit te leggen, heb ik niet zomaar gebruikt. Georges Auguste Escoffier (1846-1935) was de belangrijke Franse chef-kok in het begin van de twintigste eeuw. Hij wordt gezien als de grondlegger van de moderne Franse keuken en kenners stellen dat zijn inspanningen het koken, in algemene zin, naar een hoger niveau heeft getild. Men spreekt van een tijd voor en na Escoffier waarbij de tijdperk ervoor gezien word als een onoverzichtelijke brij van stijlen en voorkeuren die ongetwijfeld heel creatief was maar kop nog staart had. Men deed maar wat en iedereen deed wat anders.

Het lukte hem het koken naar een hoger niveau te krijgen aan de hand van twee ingrepen. Ten eerste onthulde hij “het geheim van de kok” door recepten (de kookinstructies) nauwkeurig op papier te zetten. Ten tweede introduceerde hij een strakke organisatie in de keuken. Iedereen had een specifieke takenpakket. Creativiteit bleek dus te codificeren en te organiseren!

Hij lijkt hiermee de echte creativiteit, zoals de meesten van ons het interpreteren, juist de nek om te hebben gedraaid. Maar hoe kon hij dan de Franse keuken naar een hoger niveau tillen? Dat is simpel; hij faciliteerde met zijn ingrepen de mogelijkheid om conceptueel te denken, brede patronen te herkennen en complexe communicatie toe te passen. Hiermee konden de hogere niveaus van het creatieve continuüm logischerwijs bereikt worden. Hij legde de noodzakelijke wegen aan.

Lef
Elke student zal moeten gaan “koken” binnen welke tak van sport hij of zij ook terecht komt. In de toekomst zullen misschien de hogere niveaus van creativiteit vaker verlangt worden maar dit verandert het leerproces niet waardoor het onderwijs nu ook niet opeens hele rare sprongen moet gaan maken om het creatief proces te stimuleren. Het onderwijs moet ten eerste een situatie creëren waarbij conceptueel denken, patroonherkenning en complexe communicatie mogelijk is. Dit vereist een heldere structuur en degelijke organisatie die wellicht anders is dan nu maar niet revolutionair genoemd hoeft te worden.

Het werkelijk revolutionaire zit hem in iets heel anders. Men bereikt alleen de hogere niveaus van creativiteit als men durft af te wijken van het “recept”. Het onderwijs is tot nu toe erg slecht gebleken in het aanmoedigen van dit soort lef. Ik heb het vaker gezegd; in het onderwijs heerst een cultuur van afstraffen. Men ontmoedigt het maken van fouten in plaats deze aan te moedigen. Daar zit de kern van het probleem en ik hoef geen Nostradamus te zijn om te weten dat ook in de toekomst daar de meeste winst valt te halen. De Engelsen hebben er een zeer toepasselijke uitdrukking voor; “You can’t make an omelet without breaking some eggs.”. Dat moet de student van nu en van de toekomst geleerd worden.