Drie kernattituden

In mijn boek (Betekenisvol Bouwen, 2021) beschrijf ik drie kernattituden die ik belangrijk acht om betekenisvol te leren. Ik noem ze eigenaarschap, growth mindset en speelsheid (zie ook essay Serieus Spelen). Ik heb gemerkt dat men de eerste twee attituden redelijk eenvoudig accepteert als essentieel om te leren. Eigenaarschap is het besef dat je in elke omgeving te maken hebt met grote of kleine situaties waar jouw leerproces werkzaam is. Zonder deze toe-eigening is leren niet mogelijk omdat dan te veel zaken jou overkomen. De leerling ontneemt zichzelf bijvoorbeeld de gelegenheid van wiskunde te leren door het vak te labelen als stom en nutteloos en de lessituatie te zien als afgedwongen.

De growth mindset is de overtuiging dat er daadwerkelijk altijd iets valt te leren. Ik kan elke ervaring in mijn leercyclus stoppen en daarmee mijn kennis uitbreiden en mijn vaardigheden verbeteren. De overtuiging “ik kan het niet” wordt dan “ik kan het nog niet”, “ik kan het niet helemaal” of “ik kan in ieder geval iets”. Met deze attitude creëer ik leersituaties voor mijzelf binnen de omstandigheden.  

Speels versus serieus  

De introductie van de kernattitude speelsheid levert meer weerstand op dan de andere twee, zowel bij ouders en docenten als bij de jongeren zelf. In de maatschappij heerst de subtiele overtuiging dat de kindertijd op een gegeven moment voorbij moet zijn en dat serieus leren noodzakelijk is om verder te komen. Allerlei ernstige consequenties worden voorgespiegeld aan jongeren die “maar niet serieus worden”. Deze dreigende consequenties hebben telkens min of meer dezelfde strekking; de jongere zal geen baan vinden, zal zichzelf niet kunnen onderhouden, zal geen plek in de maatschappij kunnen bemachtigen en zal bijgevolg ongelukkig worden. Dit vergezicht van een ellendige toekomst is mijns inziens niet gebaseerd op een nauwkeurige analyse van feiten. Er is eerder sprake van een soort intuïtieve redenering waarbij de concepten speels en serieus niet concreet worden gedefinieerd. Een zorgvuldige analyse heeft mij juist een heel ander conclusie doen trekken. In dit essay wil ik aantonen dat een speels attitude net zo cruciaal is voor het bevorderen van het leren als eigenaarschap en een growth mindset.

Het concept serieus

Een serieuze attitude bevat volgens mij twee typisch menselijke neigingen. De eerste neiging is een overmatige focus op het resultaat. Specifiek kennis, vaardigheden, werkwijzen, strategieën en methoden zien wij vaak als gebruiksvoorwerpen om iets anders te bereiken. Deze houding roept snel vragen op als “Gaat dit werken?”, “Is dit goed genoeg?”, “Hoelang gaat dit duren?”, “Gaat het mij lukken?“. Dergelijke vragen kunnen gepaard gaan met gevoelens van interesse en nieuwsgierigheid. Ze kunnen daarentegen ook leiden tot een drukkend gevoel van zorg en stress. Interesse en nieuwsgierigheid hebben natuurlijk de voorkeur maar dat wordt lastig gemaakt door een tweede menselijke neiging. Dit is de neiging om te personaliseren.  

We koppelen onze vaardigheid in het bereiken van begerenswaardige doelen snel aan onze waarde. Het gaat om waarde voor onszelf, voor anderen en soms zelfs voor de maatschappij als geheel. Veelvuldig falen doet ons gevoel van eigenwaarde geen goed. Het maakt ons bang dat de mislukkingen onze relatie tot anderen zal schaden en het bemachtigen van een betekenisvolle plek in de maatschappij kan verhinderen. We leggen zelf dus vrij veel in de waagschaal bij ons handelen en ouders en docenten doen daar onbedoeld nog een schepje bovenop met hun waarschuwing om nu maar eens serieus te worden “want anders…”.

Fundamentele problemen

Belemmerende zwaarmoedigheid ligt op de loer bij een te serieuze houding. Ik heb in eerdere essays al uitgelegd dat een sterke resultaatgerichtheid fundamentele problemen heeft (zie o.a. Homo Praxis 1 en 2). Een specifiek resultaat ligt per definitie buiten onze directe invloed. Onze inspanningen kunnen de kansen op een gewenste uitkomst vergroten maar niet garanderen. Onze rechtstreeks invloed neemt alleen maar verder af naar mate de begeerde uitkomst verder in de toekomst ligt. Wanneer we ook nog onze eigenwaarde koppelen aan deze resultaten is het al helemaal een uitdaging om, op geduldige en zorgvuldige wijze, aandacht te besteden aan de acties en processen die uiteindelijk moeten leiden tot de gewenste resultaten.

Het concept speels

Een speelse attitude is de tegenhanger van de serieuze houding. Een speelse attitude is procesgericht in plaats van resultaatgericht. De inhoud van activiteiten en effecten krijgt meer aandacht dan het begeerde eindresultaat. Concrete acties liggen doorgaans binnen onze invloedsfeer waardoor overmatige zorgen meestal geen kans krijgen. Oprechte interesse en nieuwsgierigheid hebben naar de inhoudelijke processen en bijbehorende deelresultaten krijgt ruim baan. Daarnaast staat de eigenwaarde nooit op het spel. Dat zou het idee van spelen helemaal onderuit halen.   

Menseigen

Een speelse attitude is veel lastiger om te realiseren dan een serieuze houding. Het is mijns inziens te simplistisch om te denken dat we speelsheid als kind van nature hebben en vervolgens verliezen naar mate wij ouder worden. Wanneer kinderen spelen is dat doorgaans een hele serieuze zaak! De winst en bijbehorende erkenning zijn vaak heel belangrijk voor ze. Kinderen moeten leren het geduld op te brengen om alle kleine stapjes aandacht te geven en hebben doorgaans veel moeite met tegenslag en verlies. Daarnaast staat erkenning en acceptatie bij een kind bijna standaard op het spel! Hoe vaak moeten wij als ouder niet aan onze kinderen uitleggen dat we boos kunnen zijn op wat het kind doet maar dat dit niet betekent dat we niet van het kind houden?

Wellicht speelt onze Westerse meritocratie hierin een rol in maar ik denk dat de serieuze attitude dieper ligt. De behoefte aan autonomie, competentie en relatie (de drie psychologische basisbehoeften volgens de ZDT) zijn de belangrijkste drijfveren voor ieder mens. De concrete invulling van de drijfveren zal per cultuur en per individu verschillen maar het belang dat wij hechten aan deze behoeften is wijdverspreid. Dit gevoel van belang zorgt ervoor dat we de doelen die gericht zijn op het verwezenlijken van de drie behoeften vaak heel serieus aanvliegen. We doen er beter aan ze speels te leren najagen.

Geen alles of niets

We komen ogenschijnlijk bij een dilemma uit. Ik beweerde in het begin van dit stuk dat de drie kernattituden noodzakelijk zijn om betekenisvol te leren. Waar moeten we dan een beroep op doen om deze kernattituden zelf te leren? Hoe kunnen we iets leren wat zelf nodig is om te leren? We kunnen onszelf toch niet, bij wijze van spreken, met onze haren uit het moeras trekken? Het antwoord is dat leren geen alles of niets proces is. Een succes is niet een volledig succes en falen stelt niet een complete mislukking voor. Vergelijk het met de evolutionaire ontwikkeling van het menselijk oog.

Decennia lang hebben critici van de evolutie theorie het oog gezien als bewijs dat graduele “blinde” ontwikkeling niet mogelijk is. Elk deel van het oog is immers nodig om goed te kunnen zien. De zintuig moet dus in één keer ontstaan zijn (“ontworpen” zoals de aanhangers van Intelligent Design zeggen). In werkelijkheid klopt dit argument niet. Een organisme met lichtgevoelige cellen heeft al een miniem voordeel ten opzichte van organismen die op geen enkele manier licht kunnen ontwaren. Dit soort kleine voordelen hebben een evolutieproces aangejaagd dat uiteindelijk heeft geresulteerd in het huidige complexe ziensapparaat.

Leren als evolutie

Het leerproces is in wezen vergelijkbaar met het proces van evolutie. Complexe attituden zoals eigenaarschap, growth mindset en speelsheid hoeven niet in één keer volledig uitontwikkeld te zijn om ze te kunnen inzetten. Het is niet zo dat je een bepaalde houding hebt of niet hebt. Eenvoudige voorlopers van de drie attituden hoeven alleen een leerpsychologisch voordeel te hebben voor het individu. Een beetje eigenaarschap is al beter dan geen enkel gevoel van verantwoordelijkheid. Een beetje growth mindset is beter dan de overtuiging dat alles toevallig, willekeurig of juist deterministisch is.   

Speelsheid is cruciaal

De cruciale rol van speelsheid als kernattitude wordt mijns inziens nu zichtbaar. We denken snel in termen van alles of niets, gelukt of mislukt maar in werkelijkheid is bijna alles gradueel (zie ook Topje van de IJsberg). Elk resultaat is niet een eindpunt maar een tussenstation in een doorlopend leerproces tot onze dood. Met andere woorden, het “spel” is nooit helemaal afgelopen wat het nut van een speelse attitude evident zou moeten maken. Winst of verlies zijn geen onderdelen van een spel maar de logische eindresultaat ervan. Het moeten winnen of een panisch angst hebben voor verlies zijn uitingen van een zwaarmoedig serieuze houding die onze blik vertroebelt en ons hindert het spel, in welke vorm dan ook, zorgvuldige aandacht te geven.

Kleine leercycli en een leven lang leren

Speelsheid is de kunst om in deelprocessen en tussenstations te denken waarbij de ontwikkeling van de begeerde autonomie, competentie en relatie eveneens doorlopende thema’s zijn in plaats van producten die “af” kunnen komen. Hoe meer wij ons richten op de kleine activiteiten hoe kleiner we onze leercycli maken. Daarbij is het belangrijk te accepteren dat onze eigenwaarde nooit op het spel kan staan omdat je het niet “hebt”, “niet hebt”, “krijgt” of “verliest”. Eigenwaarde is a work in progress net als de drie basisbehoeften. Het is iets dat aandacht verdient maar nooit af zal zijn.  

De student

Ik probeer studenten veel kleinere leercycli te laten ervaren dan ze gewend zijn. Zij zien een voldoende halen op hun examen over 6 weken vaak als het enige bewijs van goed bezig zijn en “het te kunnen”. Dit is een hele grote leercyclus omdat de enige relevante feedback moment over 6 weken is. Bovendien staat er heel veel op het spel! De cycli kunnen kleiner; “Begrijp ik de tekst die in de college behandeld gaat worden?”, “Behandelt de docent de tekst zoals ik verwacht had?”, “Heb ik een goede vraag om toelichting gesteld?”, “Hoe heb ik de huiswerkopdracht gemaakt?”, “Begrijp ik de uitleg?”, “Kan ik mijn medestudent zelf deze methode uitleggen?”

Met het stellen en beantwoorden van deze vragen creëert de student allemaal kleine leercycli die parallel lopen aan het vak. Kleine cycli bevatten kostbare kleine feedback momenten en waardevolle kleine aanpassingen waarbij grote woorden als “goed of slecht”, “slim of dom”, “gehaald of gefaald” geen betekenis hebben.

Bij nader inzien kan de jeugd ons misschien toch nog iets leren. Een kinderhand is immers gauw gevuld.